#65 - Verslag: Hoe Werkt Nederland (5)? Onderwijs, immigratie en identiteit - Alexander Rinnooy Kan en Paul Schnabel - De Balie - Amsterdam

Hai GuidoFox hier! Gaaf dat je dit artikel leest!

Vandaag stond op het programma: onderwijs, immigratie en identiteit!

Onderwijs

De belangrijkste ontwikkeling in de Nederlandse geschiedenis van het onderwijs is wel de schoolstrijd geweest. De confessionele partijen hadden de wens om zelfstandig onderwijs te kunnen geven aan kinderen van gelovige ouders. Eerst ontstond het recht om bijzonder onderwijs te geven zonder subsidiëring. Later is dit veranderd naar volledige subsidiëring. Het (onderwijs)effect was dat het openbaar onderwijs steeds neutraler werd.

De schoolstrijd – de wens van de confessionele partijen van het geven van bijzonder onderwijs – stond op dat moment tegenover de wens van de liberalen om het kiesrecht uit te breiden (vrouwenkiesrecht). Beide wensen werden tegenover elkaar ingewilligd.

De Mammoetwet (de Wet op het voortgezet onderwijs) is ingegaan op 1 augustus 1968. Deze wetgeving heeft ervoor gezorgd dat de mulo, mms en hbs werden afgeschaft en vervangen werden door de mavo (dat later het vmbo is geworden), de havo en het vwo. Bovendien werd het idee van de brugklas geïntroduceerd.

De heer Kan wijst erop dat jongens veelal laatbloeiers zijn, waardoor het onverstandig is om jongens vanaf hun twaalfde al te laten doorstromen naar het middelbaar onderwijs: ‘ze in een hokje te plaatsen’. Daarna is (uiteraard) via een ‘stapelroute’ (vmbo, havo, vwo) de weg naar een hoger onderwijsniveau mogelijk – maar dit is niet efficiënt. Het is cruciaal dat hier iets aan gedaan wordt, bijvoorbeeld om de leeftijd naar 15 jaar te brengen.

Een ander aspect dat Kan aanhaalt, is dat Nederlanders – gemiddeld bezien – slecht scoren op ‘levenslang leren’. Werkgevers hebben met de flexibilisering van de arbeidsmarkt steeds minder de ‘incentive’ om nog te investeren in hun huidige personeel en werknemers hebben het gevoel – als ze uit de schoolbanken komen – dat ze zijn uitgeleerd. De heer Kan wijst erop dat dit in de toekomst een probleem kan vormen, aangezien Nederland toch (nog) een kenniseconomie is.

De heer Kan wijst er ook op dat de Nederlandse cultuur van ‘jezelf niet boven het maaiveld uitsteken’ ons op termijn schade kan toebrengen aan de Nederlandse economie. Hoogbegaafden krijgen immers niet de kans die zij verdienen, omdat zij worden tegenwerkt door het huidige onderwijssysteem – volgens hem een te egalitair systeem. Bovendien merkt de heer Kan op dat nog steeds geldt dat sociale afkomst sterk bepalend is waar iemand later terechtkomt – en dit is triest.

Immigratie en identiteit

De laatste decennia is ‘identity politics’ mede door 9/11 en de opkomst (en ondergang) van Pim Fortuyn weer belangrijk geworden. Wie zijn wij eigenlijk en wat is nog eigenlijk onze identiteit?

De heer Schnabel merkt op dat voor 1800 wij als Nederlanders zeer verdeeld waren. De zeven ‘verenigde’ Nederlanden – met ‘verenigde’ tussenhaakjes. Er waren grote verschillen tussen de verschillende provincies. Alleen al de verschillende tijden die aangehouden werden, waren daar een uiting van.

De Franse invloed in Nederland – de periode van 1795 tot 1813 – heeft ervoor gezorgd dat Nederland onder centraal gezag een eenheidsstaat werd – en zo Nederland wat meer één werd.

Onder Wilhelm de eerste werd tussen 1813 en 1850 deze trend doorgezet. De oorlog met België, dat zich uiteindelijk afscheidde van Nederland, had als effect dat de nationale identiteit weer onder druk kwam te staan: we hadden immers België verloren.

Al snel werd weer teruggegrepen op ‘onze’ Gouden Eeuw en ‘onze’ strijd tegen het water (terwijl Brabant er juist een strijd is voor het water). De alom geprezen schilder Rubens (Belgisch) werd vervangen door Rembrandt. De Elfstedentocht – een echt Fries feestje – werd ‘genationaliseerd’. De heer Schnabel merkt op dat op deze wijze een gekunstelde nationale identiteit werd gecreëerd.

Onze maatschappij kenmerkt zich door een individualistische, feminiene en onzekerheidsmijdende wijze van opereren. Nederlanders zijn individualistisch en stellen zelfontplooiing veelal voorop. Onze verzorgingsstaat is een uiting van de feminiene kant. Nederlands zijn ook vaak onzekerheidsmijdend – zie bijvoorbeeld het hoge spaargedrag van Nederlanders. Daarnaast is onze samenleving gebaseerd op langer termijn perspectief. Wij zijn goed in staat op ons daarop te focussen.

De heer Schnabel merkt nog op dat door de toegenomen internationalisering onze nationale identiteit is verzacht. Daarbij vertelt hij dat de regionale identiteit juist weer is versterkt (als tegenbeweging). Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat Nederland altijd al een immigratieland is geweest (hugenoten, Portugese joden, etc.).  

Greetz,

GuidoFox – Evolve your Life!

Spiritual Teacher, Life Coach and Political Influencer

www.GuidoFox.nl